‘Out Run’, renaissancemensen, en de verloren kunst van hydraulisch speldesign
Ik was al langs de schietbarak en de botsauto’s geweest. De smoutebollen waren ook binnen. Er bleef dus nog maar één tussenstop meer over voordat ik de najaarskermis in de Vlaams-Brabantse provincienegorij waarin ik opgroeide kon verlaten om tot een uur of drie ’s nachts te gaan pintelieren in Café Den Engel: het lunapark. In mijn herinnering – we hebben het hier over najaar 1990, ik was zeventien – moet ik daar eerst nog wat oudjes als Yie-Ar Kung Fu en Arkanoid hebben gespeeld, omdat er voor de nieuwe attractie te veel volk stond aan te schuiven, zich allemaal vergapend aan de gebeurtenissen op het scherm van degene die momenteel in het bewegende bakje zat.
Een houten kist die leek op een echte sportkar zoals de sportkar-emoji in WhatsApp daar vandaag op lijkt. Maar in ’t diepst van ons aller gedachten was het een rode Ferrari Testarossa met open dak, en stoof degene die aan ’t rijden was in het echt over de Pacific Coastal Highway 101. Ook al had Yu Suzuki, de maker van die baanbrekende lunaparkgame die Out Run heette, die eerste level met de blauwe lucht en het lokkende strand eerder gebaseerd op de Côte d’Azur.
Ik merkte het deze week weer eens aan de vele en felle social media-reacties toen ik een artikel over de game schreef naar aanleiding van zijn vijfendertigjarige bestaan: voor Gen X’ers – zij die pakweg veertig tot vijftig jaar oud zijn nu – zorgt alleen de aanblik van Out Run voor een magische teletijdssprong naar een tijd waarin we allemaal nog jong, strak en relatief onschuldig waren. Over waarom dat zo is zijn er de afgelopen 35 jaar – de game belandde pas vier jaar na zijn release in 1986 voor ’t eerst in het lunapark van Diest-Kermis omdat het toen nog vies tegenviel met de geglobaliseerde economie – analyses zat geweest. Maar het komt ongeveer op het volgende neer: er moést niets echt in Out Run. Het was geen racegame, het was een rij-game. Geen tegenstanders om voor te blijven, geen tijdsdruk. Gewoon rijden. En natuurlijk botsen of uit de bocht vliegen, want dan ging je bolide overkop en beet het genderstereotiepe koppeltje dat in de wagen zat – hij aan het stuur, zij gedwee aan de passagierskant – in het zand of het grind.
Een ander element waarvoor Out Run zijn mythische status kreeg onder de jeugd die nog schoolgaand was in 1990, was de hydraulische pompwerk dat onder dat kermisbakje zat. Suzuki was, bij Sega, al een sterdesigner voor hij Out Run maakte. Het Japanse spellenbedrijf had hem tot op zekere hoogte carte blanche gegeven om te doen wat hij wilde, en vanuit die bevoorrechte positie mocht hij ook spelen met allerhande nieuwe technologie. Zoals dus hydraulica.